Hoe werkt een indicator?
Een indicator verandert van kleur bij een specifieke pH-waarde of chemische conditie, afhankelijk van het type titratie:
- Zuur-base-titratie: De indicator verandert van kleur als de oplossing van zuur naar basisch gaat.
- Redox-titratie: De indicator reageert op oxidatie- of reductiereacties.
Soorten indicatoren
1. Zuur-base-indicatoren
- Fenolftaleïne: Kleurloos naar roze in basisch milieu.
- Methyloranje: Rood naar geel bij toenemende pH.
2. Redox-indicatoren
- Difenylamine: Vaak gebruikt bij redoxreacties.
- Ferroïne: Blauw naar rood bij reductie.
3. Ion-specifieke indicatoren
- Eriochroomzwart T: Voor metaalionen in complexe titraties.
Hoe kies je de juiste indicator
Bij het kiezen van een indicator let je op:
- Equivalentiepunt: De indicator moet van kleur veranderen dicht bij het equivalentiepunt.
- Type reactie: Kies een indicator die past bij het type titratie (zuur-base, redox, etc.).
- Kleuromslagbereik: Zorg dat het pH-bereik van de indicator klopt met het verwachte pH-interval.
Een verkeerde keuze kan leiden tot foutieve resultaten.
Gebruik van een indicator
Een kleine hoeveelheid indicator wordt toegevoegd aan de oplossing, waarna de titrant langzaam wordt toegevoegd. De kleuromslag geeft het eindpunt aan. Hoewel elektronische sensoren zoals een pH-meter, vaker worden gebruikt, blijven indicatoren populair vanwege hun gebruiksgemak.
Conclusie
Een indicator maakt het eindpunt van een titratie zichtbaar. De juiste keuze en toepassing zijn cruciaal voor nauwkeurige resultaten, waardoor chemici betrouwbare analyses kunnen uitvoeren.